Wetenschappelijk onderzoek

Bij het Hoogspecialistisch Centrum voor Hersenletsel en Neuropsychiatrie willen we de best mogelijke specialistische zorg bieden volgens de nieuwste inzichten. Wetenschappelijk onderzoek is daarom een belangrijk deel van ons werk.
Sociale en communicatieve vaardigheden
Een groot deel van ons onderzoek richt zicht op de gevolgen die hersenletsel kan hebben voor de sociale en communicatieve vaardigheden. Voor veel mensen met hersenletsel zijn deze vaardigheden sinds het letsel niet meer zo vanzelfsprekend. Zo kan het voor deze mensen lastig zijn om emotionele gezichtsuitdrukkingen te interpreteren, zich in een ander te verplaatsen of spreekwoorden te begrijpen. Deze problemen worden niet altijd goed herkend maar kunnen wel grote gevolgen hebben doordat ze het risico op miscommunicatie en conflicten met anderen vergroten. Aandacht voor problemen op het gebied van sociale en communicatieve vaardigheden na hersenletsel is dus van groot belang. Met ons wetenschappelijk onderzoek willen we bijdragen aan de beschikbare kennis op dit gebied.
Hersenletsel heb je niet alleen
Hersenletsel heeft niet alleen gevolgen voor de persoon met het letsel zelf, ook voor naasten kunnen de gevolgen groot zijn. Tegelijkertijd kunnen vrienden, collega’s en partners juist voor mensen met hersenletsel erg belangrijk zijn. Binnen ons onderzoek richten we ons daarom ook specifiek op naasten. We onderzoeken welke gevolgen hersenletsel kan hebben voor (relaties met) naasten en hoe we hen het beste kunnen ondersteunen en bij de zorg voor mensen met hersenletsel kunnen betrekken.
Onze onderzoeksprojecten
Cognitieve communicatiestoornissen bij mensen met hersenletsel
Cognitieve communicatiestoornissen zijn stoornissen die optreden als gevolg van een verstoring van de hersenfuncties die ten grondslag liggen aan communicatie. Deze stoornissen kunnen zowel verbaal als non-verbaal zijn en kunnen optreden binnen verschillende domeinen van communicatie, waaronder luisteren, spreken, lichaamstaal, lezen en schrijven. Als gevolg van cognitieve communicatiestoornissen ondervinden mensen met hersenletsel vaak moeilijkheden in allerlei sociale situaties. Er is nog weinig bekend over de samenhang tussen communicatieve vaardigheden van mensen met hersenletsel en het optreden van neuropsychiatrische symptomen. Binnen dit project willen we daarom onderzoeken hoe vaak cognitieve communicatiestoornissen voorkomen binnen verschillende populaties hersenletselpatiënten (waaronder mensen met een CVA/TIA of met traumatisch hersenletsel). Daarnaast willen we onderzoeken wat de samenhang is tussen het communicatief functioneren van mensen met hersenletsel en het optreden van neuropsychiatrische symptomen (waaronder gedragsproblemen, agressie en depressieve klachten) en de ervaren kwaliteit van leven. Het onderzoek zal uitgevoerd worden binnen verschillende zorginstellingen, waaronder de polikliniek revalidatiegeneeskunde, CVA-poli en verpleeghuiszorg.
Contactpersoon: Carmen Verhoeks (CM.Verhoeks@ggzoostbrabant.nl)
De rol van sociale cognitie in partnerrelaties na hersenletsel
Sociale cognitieproblemen komen vaak voor na hersenletsel. Mensen met deze problemen hebben moeite met het begrijpen van de gedachten en gevoelens van anderen en kunnen hun eigen sociale gedrag daar moeilijk aan aanpassen. Onderliggende vaardigheden van sociale cognitie zijn bijvoorbeeld emotieherkenning en empathie. Binnen dit project onderzoeken we welke rol deze problemen spelen in partnerrelaties na hersenletsel. Eerder onderzoek laat zien dat koppels vaak minder tevreden zijn over hun relatie na hersenletsel en er zijn ook onderzoeken die erop duiden dat hersenletsel de kans op een relatiebreuk vergoot. Welke rol sociale cognitieproblemen hierin spelen is op dit moment nog niet goed duidelijk. Meer kennis over de factoren die van invloed zijn op partnerrelaties na hersenletsel is van groot belang omdat partners vaak belangrijke mantelzorgers zijn, waardevolle emotionele steun kunnen bieden en eenzaamheid kunnen tegengaan.
Contactpersoon: Brenda van den Broek (B.Broekvanden@ggzoostbrabant.nl)
Werkzaamheden van logopedisten omtrent vriendschappen en partnerrelaties na hersenletsel
Stoornissen in de sociaal-communicatieve vaardigheden na hersenletsel kunnen een negatief effect hebben op vriendschappen en partnerrelaties: verlies van vrienden, sociaal isolement en eenzaamheid worden vaak gerapporteerd in onderzoek naar de gevolgen van hersenletsel. De ondersteuning, begeleiding en behandeling van een logopedist is dan ook gewenst bij problemen in de sociaal-communicatieve vaardigheden na hersenletsel om problemen op het gebied van vriendschappen en/of partnerrelaties te voorkomen, verminderen of verhelpen. Er is nog weinig bekend over de huidige werkzaamheden van logopedisten in Nederland omtrent vriendschappen en partnerrelaties na hersenletsel. Het doel van dit onderzoek is om zicht te krijgen op de redenen die logopedisten ertoe aanzetten (geen) werk te verrichten op het gebied van vriendschappen en/of partnerrelaties, en barrières of belemmeringen die zij ervaren in hun werkzaamheden met vrienden of partners van personen met hersenletsel. Tevens onderzoeken we de potentiële impact van COVID-19 en de hieraan verbonden beperkende maatregelen (bijvoorbeeld het dragen van een mondmasker en digitaal behandelen) op werkzaamheden van logopedisten omtrent vriendschappen en partnerrelaties na hersenletsel.
Contactpersoon: Sophie Rijnen (SJM.Rijnen@ggzoostbrabant.nl)
Relaties tussen gevolgen van hersenletsel
Hersenletsel leidt vaak tot een plotselinge verslechtering in het functioneren. Cognitieve, emotionele en gedragsmatige symptomen komen veelvuldig voor en kunnen leiden tot bijvoorbeeld problemen in het gezin of op het werk. In dit onderzoek kijken we naar de gevolgen van hersenletsel op het denken, de emoties en het gedrag, en naar wat deze gevolgen met elkaar te maken hebben. Dit doen we door aan mensen met hersenletsel én hun partners te vragen hoe zij aankijken tegen de relaties tussen deze gevolgen. Een vraag die we bijvoorbeeld zouden kunnen stellen is: “In hoeverre denkt u dat vermoeidheid de oorzaak is van concentratieproblemen?”. Daarnaast willen we in dit onderzoek nagaan of partners het zorgen voor hun naaste met hersenletsel als meer belastend beleven wanneer er een groter verschil is tussen hoe naasten en de persoon met hersenletsel aankijken tegen de (samenhang tussen) gevolgen van het letsel.
Contactpersoon: Karen de Waele (K.Waelede@ggzoostbrabant.nl)
Het meten van sociale cognitie met de BRIEF-A
Bij mensen met hersenletsel komen problemen in de sociale cognitie vaak voor. Het kan voor deze mensen moeilijk zijn om emoties te herkennen, om gedachten en gevoelens van anderen te begrijpen, maar ook om het eigen gedrag en emoties af te stemmen op de sociale situatie. Het meten van sociale cognitie staat nog in de kinderschoenen, waarbij de mogelijkheden nog beperkt zijn. Binnen deze studie onderzoeken we de relatie tussen sociale cognitietaken en de zelfrapportage op een vragenlijst, de BRIEF-A. Dit is een vragenlijst die onder andere meet in welke mate iemand kan plannen en organiseren, kan evalueren hoe een taak is gegaan, emoties kan reguleren en zich flexibel op kan stellen. Wanneer de relatie tussen de sociale cognitie taken en de zelf gerapporteerde klachten duidelijker zijn, dan kunnen er betere aanbevelingen gedaan worden door (neuro)psychologen met betrekking tot het sociaal cognitief functioneren in het dagelijks leven.
Contactpersoon: Janneke Galesloot (J.Galesloot-cazemier@ggzoostbrabant.nl)
Behandeling met EMDR van posttraumatische stress stoornis bij hersenletsel
Ongeveer 14-23% van de mensen met hersenletsel heeft ook een posttraumatische stress stoornis (PTSS). Mensen met PTSS hebben een lagere kwaliteit van leven en herstellen minder goed van het hersenletsel dan zij die dit niet hebben. Op dit moment wordt PTSS nog vaak over het hoofd gezien in de klinische praktijk, doordat verschijnselen van PTSS overlappen met die van het hersenletsel. Denk bijvoorbeeld aan slaapproblemen, verhoogde prikkelbaarheid en problemen in de aandacht. Het is van belang om PTSS te herkennen zodat er behandeling kan plaatsvinden. EMDR, Eye Movement Desensitization and Reprocessing, is een effectieve behandeling voor PTSS die in Nederland veel wordt toegepast. Maar er is nog weinig bekend over de behandeling van PTSS in de doelgroep van mensen met hersenletsel. Binnen dit onderzoeksproject onderzoeken we de effectiviteit en toepasbaarheid van EMDR op PTSS bij mensen met hersenletsel.
Contactpersoon: Ellen Janssen (EPJ.Janssen@ggzoostbrabant.nl)
De ABC-methode bij gedragsproblemen na hersenletsel
De ABC-methode is een methodiek die verzorgende en verpleegkundigen helpt om met probleemgedrag van cliënten om te gaan. We onderzoeken of de ABC-methode effectief is om gedragsproblemen na hersenletsel te verminderen, maar daarnaast onderzoeken we ook wat het effect is op het verpleegkundig team. Zorgt het werken met deze methodiek bijvoorbeeld voor een afname van angst voor het gedrag of een toename van ervaren controle over het gedrag? Veranderingen op verpleegkundig niveau zouden een positieve invloed kunnen hebben op de ervaren werkstress of het ziekteverzuim enerzijds en op het probleemgedrag van de cliënt anderzijds, omdat communicatie en houding van verpleegkundigen ook een trigger van het gedrag kunnen zijn.
Contactpersoon: Climmy Pouwels (CGJG.Pouwels@ggzoostbrabant.nl)
Richtlijn ‘Afbouwen van Psychofarmaca bij patiënten met Traumatisch Hersenletsel en Gedragsproblemen’
Patiënten met ernstig traumatisch hersenletsel en forse gedragsproblemen, waaronder agitatie en agressie, zijn in de regel moeilijk te behandelen en begeleiden. Forse gedragsproblemen kunnen de dagelijkse zorg ernstig belemmeren, overlast geven voor de omgeving of de veiligheid van de patiënt in gevaar brengen. Vaak wordt dan psychofarmaca voorgeschreven met als doel de gedragsproblemen te verminderen. Voor het geven van psychofarmaca bestaat echter geen evidentie: literatuur over de effectiviteit en veiligheid van psychofarmaca voor de behandeling van gedragsstoornissen bij patiënten met traumatisch hersenletsel is schaars. Het lijkt dan ook evident om, wanneer mogelijk, deze off-label verstrekte psychofarmaca af te bouwen. Hier ontbreekt het echter aan een richtlijn. Vragen zoals wanneer het beste moment is om af te bouwen bij (herstellend) breinherstel en revalidatie, de snelheid waarin en hoe klachten bij discontinuering goed kunnen worden gedifferentieerd van symptomen van hersenletsel, verwardheid in de Post-Traumatische Amnesie (PTA) fase of comorbide psychiatrische stoornissen, zijn tot op heden niet voldoende duidelijk. In het kader van dit onderzoek streven we naar het opstellen van een eerste aanzet tot de richtlijn ‘Afbouwen van Psychofarmaca bij patiënten met Traumatisch Hersenletsel en Gedragsproblemen’ vanuit de kennis die voorhanden is in de literatuur en vanuit de praktijk.
Contactpersoon: Judith Alders (JG.Alders@ggzoostbrabant.nl)